Interview met Daad Kajo

“Juist het gebaar van compassie werkt genezend”

Met Daad Kajo in gesprek over Nijmegen als Stad van Compassie

Op het terras van DROOMvilla LUX, dat grenst aan de dag- en nachtopvang voor mensen met een chronische verslaving en dat gelegen is in het centrum van de stad, aan de drukke Oranjesingel in Nijmegen, ontmoet ik de Syrisch-Nederlandse schrijfster, Daad Kajo.

Daad Kajo werd in 1973 geboren en groeide op in Hassake, een dorp in Syrië. Ze werkte als docent lichamelijke opvoeding en dans in Syrië, tot ze in 1999, op haar 26ste, emigreerde naar Nederland en neerstreek in Nijmegen. In Nederland pakte Daad een oude passie van haar op, die van het schrijven en van de taal. En, hoewel ze bij aankomst geen woord Nederlands sprak, debuteerde ze in 2012 met een prachtige roman, in betoverend Nederlands geschreven: De verleider van Damascus.

Als Nijmegenaar met zo’n bijzonder achtergrond waren we nieuwsgierig naar wat Daad Kajo zou vinden van compassie en van Nijmegen als Stad van Compassie. Daarom nodigden we haar uit voor een interview. Het werd een gesprek met een bevlogen spreekster, die in sprankelend Nederlands sierlijk vertelt over wat voor haar persoonlijk de betekenis van compassie is, over de relatie tussen compassie en nabijheid voor haar en over een stad die zichzelf Stad van Compassie wil noemen…

Daad, welke betekenis heeft het woord ‘compassie’ voor jou?

Ze denkt er even over na. “Ik kan er veel over zeggen,” begint ze dan, “maar vooral dat het een heel belangrijk woord is voor mij. Ik geloof zelf dat liefde het belangrijkste is dat er bestaat. En ik denk dat compassie daarbij net zo belangrijk is. Toch heeft het woord compassie in Nederlands ook een wat negatieve lading. En,” merkt ze op, “dat geldt ook voor het Arabisch.”

“Net als in het Arabisch,” vervolgt ze, “geldt in het Nederlands dat, als ik tegen iemand zeg: ‘Ik heb compassie met je’, dat het dan lijkt alsof ik medelijden met de ander heb, dat ik hem of haar zielig vind. Ik denk dan ook dat het woord eerst zijn kracht terug moet krijgen. Want compassie is enorm belangrijk.”

Wat is voor jou de essentie van compassie?

“Ik kan mij voorstellen dat,” antwoordt ze, “wanneer je als mens geen barmhartigheid hebt, als je geen compassie kent, dat je als een mens dan tot allerlei wreedheden in staat bent. Dus voor mij is compassie eigenlijk essentieel. Kijk, net als ieder mens,” vertelt Daad verder, “maak ook ik fouten. Mensen doen mij pijn en ik doe op mijn beurt mensen pijn. Dat gebeurt. Wat mijn ogen daarbij echter opent voor de ander en wat mij ervan weerhoudt om die ander ook pijn te doen, dat is voor mij de essentie van compassie.”

“Hoe boos ik ook ben, hoe verdrietig ik ook ben. Hoe teleurgesteld ik ook kan zijn in een mens,” verduidelijkt ze, “het is compassie die me tegenhoudt om die ander mijn pijn betaald te zetten. De essentie van compassie is voor mij dat die als het ware mijn ogen open trekt en tegen me zegt: ‘Dat doe je een ander mens niet aan. Dat moet je niet doen.’ Die belangrijke stem die ik in mij hoor, daarin ligt voor mij de essentie van compassie verscholen.”

Nijmegen Stad van Compassie volgt het spoor van diverse andere Nederlandse steden (waaronder Arnhem, Apeldoorn en heel recent ook Rotterdam) en ruim 60 internationale steden die zich tot ‘Compassionate Cities’ hebben verklaard. Deze steden volgen daarbij het Handvest voor Compassie, in 2008 opgesteld door de Britse godsdiensthistorica Karen Armstrong, met de intentie om bewust compassie tot uitdrukking te laten komen in het stedelijke leven en in hun aanpak van diverse vraagstukken in de stad. Deze steden proberen daarbij de gulden regel van compassie na te leven: behandel de ander zoals je zelf behandeld wil worden.

Wat vind jij van deze stelregel van compassie?

“Ik kan me daarin zeker vinden,” antwoordt Daad. “Als schrijver ben ik ook iemand die zich vaak inleeft in de ander. Het gaat bij compassie volgens mij ook om het voorstellingsvermogen: ‘ik ben nu hier, maar ergens anders zijn er mensen die pijn hebben, lichamelijk of psychisch.’ Ik span me daar ook bewust voor in, ik wil dat blijven zien. En dat lijden van die ander doet me dan ook heel veel. Ik vind het belangrijk voor mezelf om dat lijden van anderen niet vergeten.”

Wat maakt dat je je zo inspant om dat niet vergeten?

“Dat weet ik eigenlijk niet zo goed,” zegt ze. Ze denkt er even over na terwijl ze een slokje van haar verse thee met citroengras neemt. “Ik kan zeker ook nog boos reageren op iemand als die mij pijn heeft gedaan,” vervolgt ze dan. “Maar als ik zie dat het de ander te veel pijn doet, dan denk ik al snel: ‘Waarom doe ik dat nou? Want toen hij of zij mij pijn deed, was dat ook niet prettig voor mij. En nu ben ik precies hetzelfde aan het doen. Wat bevordert dat in mijn leven?’ Het is dus vooral een onbewuste reactie, vanuit mijn gevoel, die maakt dat ik het lijden van de ander niet wil vergeten en die mij tegenhoudt om de ander dan pijn te doen.”

Ervaar jij die compassie ook voor jezelf?

Daad lacht even, maar schudt dan ontkennend haar hoofd. “Ik ervaar wel compassie voor mezelf, maar ik ben tegelijk ook veel harder naar mezelf. Ik denk dat ik wel wat meer compassie voor mezelf zou moeten hebben. Ik heb wel vaker nagedacht over deze vraag en ik heb met de tijd ook wel geleerd om, als iemand mij verdrietig maakt en als diegene belangrijk voor mij is, mij dan kwetsbaar op te stellen. En de ander te laten weten dat diegene mij gekwetst heeft en dat ik dat niet wil. Dan heb ik een beetje medelijden…” ze corrigeert zichzelf met een bewuste glimlach en zegt met nadruk: “Nee, dan heb ik wel wat compassie voor mijzelf.”

Je geeft aan dat je in je basishouding best hard voor jezelf bent. Waar komt dat vandaan?

“Dat komt door de opvoeding,” vervolgt ze, nu serieus. “Ik geloof niet dat ik van nature een hard mens ben, dat denk ik niet. Ik denk echt dat het de opvoeding is. Ik kom uit een cultuur waarin alles goed moest gaan, waarin alles netjes moest gaan. En ik wilde zeker niet verweten kunnen worden dat ik iets verkeerd deed. Daarom heb ik me heel lang aangepast en pakte ik mezelf ook hard aan. Binnen in me zei ik dan: ‘Kom op, je moet dit kunnen, je moet dit doen.’ Ik verweet mezelf ook vaak dingen. Dat heb ik jarenlang opgebouwd. Ik ben dat nu wel aan het afleren, maar dat is ontzettend moeilijk. Zeker als je die hardheid van jongs af aan meekrijgt.”

Je kwam op je 26-ste uit Syrië naar Nederland. In Syrië was je docente lichamelijke opvoeding en dans. Zie jij een verband tussen compassie en lichaam?

Bij deze vraag richt de aandacht van Daad zich zichtbaar sterk naar binnen. “Ik weet niet precies welk verband er is tussen compassie en lichaam,” zegt ze peinzend. “Maar als ik kijk naar alle soorten van bewegingen,” vervolgt ze, de blik inwaarts gericht, “dan kies ik voor het dansen. Dansen maakt dat mensen kunnen zien hoe dicht lichaam en geest eigenlijk zijn. In het dansen drukt de ziel zich voor mij uit: dansen is de belichaming van de ziel.”

Ze heeft haar ogen nu halfgesloten en het is bijna zichtbaar hoe ze voor zichzelf de bewegingen van het dansen van binnenuit kan voelen. “Vooral als het bewegen van binnenuit komt, dan kun je dat heel goed zien,” zegt ze, haar handen boven haar hart gevouwen, voelend met de bewegingen. “Niet als je danst vanuit bepaalde regels, niet als je danst omdat anderen naar je kijken. Maar omdat je gewoon wilt bewegen van binnenuit. Dat is prachtig om te doen. Ik geloof dat je, wanneer je compassie ervaart, vooral ook je hart aan het voelen bent. En dat werkt genezend voor je lichaam. Het kan je lichaam sturen in zijn bewegingen. Dat is op zich een dans.”

Vervolgens kwam je in 1999 naar Nederland. Hier richtte je je op de ontwikkeling van een andere passie van je: het schrijven. Zie jij een verband tussen compassie en taal?
“Compassie kun je hebben zonder taal,” antwoordt Daad. “Maar taal heb je wel nodig om ervaringen te kunnen verwoorden,” vervolgt ze. “Ik bedoel: ik kan iemand helpen met mijn handen, met mijn ogen, daar begint het. Maar taal kan daarbij ondersteunen. Dat je mensen kunt helpen om de woorden te vinden om over ervaringen te vertellen, dat je mensen kunt helpen om uit te drukken wat ze voelen: daarbij is taal helpend voor compassie.”

Daarmee zeg je eigenlijk dat taal secundair is voor compassie. Op de eerste plaats is compassie eigenlijk nabijheid, het is lichaam, voor jou. Klopt dat?

Daad knikt. “Ja, inderdaad, dat klopt. Ik zal een voorbeeld geven: we hebben hier de vluchtelingenopvang gehad in Heumensoord. Deze vluchtelingen vertelden mij: “We zijn heel blij met de Nederlanders. De Nederlanders die we hier op het terrein zien, zijn degenen die ons helpen. En we kunnen zien dat zij ons echt willen laten weten dat ze ons verwelkomen.’ Vervolgens vertelden de vluchtelingen mij ook: ‘Wij snappen hen niet, we kennen de taal niet, dus we begrijpen niet wat zij zeggen. Maar we kunnen zien, aan de gebaren, aan de ogen, dat ze iets voor ons willen betekenen.’ Juist die gebaren, die waren echt genezend voor de mensen daar.”

In jouw eigen leefomgeving, in je wijk en buurt, ervaar je daar compassie?

Op deze vraag schudt Daad haar hoofd. “Waar angst is, daar is geen ruimte meer voor compassie,” zegt ze. “En er is in mijn wijk volgens mij best veel angst. Met de jaren is die angst eigenlijk alleen maar toegenomen, vooral in reactie op de komst van de vluchtelingen. En in reactie op die angst willen mensen vaak anderen mensen uitsluiten. ‘Ik wil niet nog meer andere mensen erbij, ik ben bang,’ zeggen ze dan. Dan is er geen ruimte voor compassie. Natuurlijk heb je ook wel individuen die niet bij die algemene groep horen, dat zijn fijne mensen,” vervolgt ze. “Maar een hele grote groep mensen is toch bang.”

Wat betekent een Stad van Compassie voor jou?

Ze lacht even hartelijk. “Als je tegen mij zegt ‘Stad van Compassie’, dan is mij eerste gedachte: dat is een verzinsel, dat kan helemaal niet! Maar als het zou het bestaan, dan zou ik daar gaan wonen,” vult ze aan. Ze vervolgt op serieuzere toon: “Maar ik denk vooral dat het betekent dat er een groep mensen bij elkaar is gekomen, die denken dat het anders moet. Dat er bewuste mensen zijn die op een bijzondere manier iets willen beteken voor hun stad.”

Waar begint een idee als Nijmegen een Stad van Compassie dan voor jou?

“Ik denk eigenlijk dat het begint als een individuele kwestie,” antwoordt ze. “En vervolgens is het de vraag of die individuele mensen bij elkaar kunnen komen. Dat denk ik tenminste: als een individu het nastreeft om iets te betekenen voor de ander, dan gaat hij of zij op zoek naar anderen die mee willen denken of die mee kunnen doen. Je hebt in Nijmegen ook zoveel individuen die een warm hart hebben en die niet het woord ‘compassie’ gebruiken, maar er wel naar handelen. Daar begint het. Die moeten zich gaan verenigen.”

“En dan,” zegt ze, “weet ik in ieder geval één ding vanuit mijn eigen ervaring: gedrag is heel besmettelijk. Je kunt in aanraking komen met iemand die diep vanbinnen best een goed mens is, maar niet de gelegenheid heeft gekregen om daarnaar te luisteren. Maar als je dan naast zo iemand woont en toont dat je compassie hebt? Dat die ander ervaart dat jij je inspant om je in te leven in die ander? Dan denkt diegene die dat voelt: als het bij jou kan, waarom kan het niet bij mij? Dan maak je iets wakker in de ander. Dus het zeker mogelijk dat het groeit. Want compassie zit in iedereen.”

Dankjewel, Daad Kajo, voor dit interview voor Nijmegen Stad van Compassie!

Nijmegen Stad van Compassie op Facebook

Share This