Marjoleine Vosselman. Voor mensen die zich vanuit interesse, werk of opleiding bezighouden met thema’s rondom zingeving en compassie komt haar naam mogelijkerwijs direct bekend voor. Ze is psychologe en als auteur bekend van diverse psychologieboeken op het kruisvlak van sociaal werk en zingeving, waaronder het methodische boek, ‘Zingevende gespreksvoering – helpen als er geen oplossingen zijn’ Bovendien woont Marjoleine in Nijmegen!
Reden te meer om Marjoleine eens uit te nodigen voor een interview over Nijmegen Stad van Compassie. Wat zijn haar gedachten over een stad die zichzelf Stad van Compassie wil noemen? Een gesprek over het belang van vriendelijkheid, over de kracht van diversiteit en over ‘lijden dat geen hiërarchie kent’. Nieuwsgierig welke adviezen deze ‘zingevingspsychologe’ Nijmegen Stad van Compassie geeft? Lees vooral verder!
Marjoleine, als je drie kernwoorden zou mogen kiezen waarmee jij jezelf zou omschrijven, welke zouden dat dan zijn?
“Dan kies ik allereerst voor ‘zingeving’. Dat woord past bij me. Al vanaf het begin van mijn studietijd – ik heb psychologie gestudeerd in Nijmegen – was dat een belangrijk thema voor me. Ik heb het ook als onderwerp in mijn afstudeerscriptie verwerkt. Dat was destijds een onderwerp waar je je in de psychologie eigenlijk niet mee bezig ‘mocht’ houden. Het was een vreemd, afwezig en bijna taboe onderwerp. Maar voor mij is het altijd belangrijk geweest.”
“Daarnaast is ‘vriendelijkheid’ een belangrijk woord voor me. Ik denk dat het belangrijk is om aardig voor mensen te zijn. Om vriendelijk te blijven. Met vriendelijkheid houd je de ruimte voor gesprek open. Het zorgt ervoor dat je met mensen in contact blijft. Dat vind ik belangrijk.”
“En tot slot – ik pak even twee begrippen samen – zou ik ‘lezen en schrijven’ kiezen. Ik lees veel. En uiteraard schrijf ik ook veel en vooral graag. Schrijven helpt me om de dingen waar ik mee bezig ben te ordenen.”
Je bent, samen met Kick van Hout, onder meer auteur van het boek ‘Zingevende Gespreksvoering’, over hoe je als hulpverlener en begeleider in gesprek met de ander blijft, wanneer er juist geen oplossingen meer zijn. Wat motiveerde je tot het schrijven van dit boek?
“Het viel Kick en mij op dat veel van de hulpverlening zich vooral richt op oplossingen. Veel gesprekken in dat kader raken daar dus ook op gericht. Terwijl sommige problemen juist onoplosbaar zijn. Bijvoorbeeld als je moet leven met iets dat onomkeerbaar is, zoals een ernstige ziekte.”
“We zagen daarbij dat de neiging tot oplossen soms zelfs voorbij ging aan de behoefte van mensen om ‘gehoord’ te worden in hun verhaal en aan hun behoefte aan zingeving. Tegelijk constateerden we dat veel hulpverleners zich vaak onthand voelen wanneer ze geconfronteerd worden met zingevingsvragen. Met ons boek wilden we concrete handvatten bieden die de drempel verlagen om dit soort gesprekken aan te gaan. Eigenlijk vooral door eraan te herinneren dat een luisterend oor in zichzelf heel betekenisvol kan zijn.”
Je gaf al aan dat het begrip ‘zingeving’ voor jou erg belangrijk is, net als ‘vriendelijkheid’. Twee woorden die op hun eigen manier raakvlakken hebben met het woord waar het in dit interview om draait, ‘compassie’. Wat betekent het woord ‘compassie’ voor jou?
“Voor mij betekent ‘compassie’ vooral ‘mildheid’. Daar draait compassie voor mij om. Mildheid, voor het gedrag van mensen. Mildheid voor de omstandigheden waarin mensen soms terecht komen. Mildheid vooral ook voor het feit dat sommige omstandigheden zich daarbij niet meer laten veranderen.”
“Ik heb bijvoorbeeld gewerkt voor Stichting VPSG in Haarlem, een stichting die steun en advies verleent op het raakvlak van seksueel geweld, godsdienst en religie. Daar ben ik regelmatig in contact gekomen met mensen, vaak vrouwen, die zozeer geraakt waren door de omstandigheden waarin ze verkeerden, door wat hen was overkomen, dat hun leven er zelf door vast was gelopen. Soms zelfs zozeer, dat duidelijk was dat juist het blijven duwen, het blijven werken aan verbetering in het kader van ‘hulpverlening’, in feite voorbij de mens zou gaan die in deze omstandigheden verkeerde.”
“Blijven werken aan ‘beter worden’ zou dan in feite niet meer gepast zijn. Dat doet dan bijna onrecht aan degene die lijdt. Dan is het goed, denk ik, om terug te kunnen grijpen op de mildheid, op de compassie. Om de ander ook te durven laten zijn, niet voortdurend te willen herstellen – niet terug te vallen op wat motivatiepsychologen Miller en Rollnick noemden, ‘de reparatiereflex’. Maar om de ander ‘te laten zijn’ zoals hij of zij is. En daar dan bij te zijn.”
Wat vindt je van de gulden regel van compassie van Karen Armstrong: ‘Wat gij niet wilt, doe dat ook een ander niet.’(of positief geformuleerd: ‘Behandel de ander zoals je zelf behandeld wil worden.’)?
“Dat vind ik een hele mooie vertaling van het begrip ‘compassie’. Vooral ook omdat het, zoals Armstrong zelf ook aangeeft, de grenzen tussen verschillende religieuze stromingen overstijgt. De uitleg van het begrip komt in verschillende geschriften op dezelfde wijze terug. Dat zegt denk ik wel iets over de kern van het begrip. Dat compassie de grenzen van de diversiteit oversteekt.”
“Ik vind het ook goed passen bij iets wat dr. Edith Eva Eger, auteur van het boek ‘De keuze’, stelt. Eger is inmiddels 91, psychologe, en was zelf 16 jaar oud toen ze in 1944 naar Auschwitz werd gedeporteerd, waar ze haar ouders verloor en zelf werd gedwongen om voor Mengele te dansen. Ze overleefde deze afschuwelijke, traumatische verschrikkingen. En toch zegt zij daarover: “Er is geen hiërarchie in lijden.”
“Met andere woorden: jouw of mijn lijden is niet meer of minder dan het lijden van een ander. Dat onderscheid is er niet. Dat vind ik een mooi uitgangspunt in de benadering van de omstandigheden waarin iemand verkeert, vanuit wat mijn eigen ervaringen ook zijn. Het draait er niet om hoeveel lijden iemand wel of niet heeft ervaren. Je kan er nog steeds voor iemand zijn. Je kan vanuit jouw positie altijd compassie hebben met de ander.”
Welk beeld of welke beelden roept een ‘Stad van Compassie’ bij je op?
“Ik moet dan vooral denken aan de vele vrijwilligers die overal in een stad bezig zijn. Allemaal mensen die vrijwillig hun tijd en energie steken om samen te werken aan de zorg voor elkaar, in allerlei vormen. Dat vind ik mooi. En het zijn er veel. Veel meer dan we ons vaak realiseren. Als we het hebben over een stad, dan denk ik dat we ons dat goed moeten realiseren. Hoeveel mensen er op vrijwillige basis bereid zijn te investeren in het samenkomen en samenwerken aan verbondenheid.”
“Ook denk ik aan diversiteit. Het is volgens mij belangrijk dat wijken, buurten, een stad, een grote diversiteit kennen. Een stad van compassie moet denk ik bestaan uit mensen die niet afgescheiden van elkaar zijn. Het is een stad waar mensen ‘door elkaar’ leven. Waar iedereen elkaar ontmoet of kan ontmoeten. Vooral geen segregatie, zoals je die vaak toch wel ziet bij steden: wijken en buurten van elkaar gescheiden. De ene klasse apart van de andere, de ene cultuur van de ander afgesneden. Nee, juist de vermenging is denk ik belangrijk. Zodat mensen met elkaar in contact komen. En juist door met elkaar te leven meer begrip krijgen voor elkaar.”
“Ik denk ook dat heel strenge normen over ‘hoe het hoort’ de ruimte voor compassie juist ondermijnen. Er is mildheid nodig. Ik denk dat het sociaal werk hierbij een heel belangrijke rol speelt.”
Vind je in dat kader Nijmegen een Stad van Compassie?
“Ja, dat vind ik wel. Ik vind Nijmegen wel een compassievolle stad. Een goed voorbeeld daarvan zag je volgens mij in 2016. Onze gezamenlijke kracht die we toen hebben laten zien tijdens de opvang van vluchtelingen in het asielzoekerskamp van Heumensoord. Hoeveel vrijwilligers er destijds waren om dingen te organiseren voor vluchtelingen.”
Welke adviezen zou je Nijmegen geven om (extra) een Stad van Compassie van te worden?
“Ik zou vooral aandacht besteden aan scholen en onderwijs. Ik denk dat daar een belangrijke kans ligt voor Nijmegen om nog meer compassie te laten ontstaan. Natuurlijk kun je daarbij inhoudelijk denken, binnen het onderwijs van onze kinderen. Aan de lesprogramma’s. Aan de klassen. Alleen al het feit dat kinderen op grond van verschillende opleidingsniveaus worden ingedeeld, vmbo, havo, vwo; kinderen worden zo van vroegs af aan al ongemerkt ingewijd in een hiërarchisch denken, in een denken dat het ene niveau ‘beter’ zou zijn dan het andere. Dat zou ik adviseren om anders in te richten.”
“Maar ook praktisch denk ik dat de school als fysieke locatie in een wijk kan bijdragen aan compassie in de stad. Op een locatie van een school gebeurt natuurlijk al veel. Maar daar kan nog veel meer gebeuren, ook buiten de schooluren om. Dingen die belangrijk zijn voor de buurt en die mensen verbinden. Mijn advies aan de stad zou zijn om daar de focus te leggen om zo nog meer compassie in de wijken en buurten van Nijmegen te brengen.”
Tot slot, waar wil jij zelf in de nabije toekomst je aandacht op richten, dat volgens jou een goed voorbeeld is van compassie?
“De theorie en praktijk van Geweldloze Communicatie van Marshall Rosenberg spreekt me heel erg aan. De Geweldloze Communicatie, ook wel verbindende communicatie genoemd, gaat over hoe je, in je taalgebruik, in verbinding kan komen en blijven, met jezelf en met de ander. Dat lijkt me een hele mooie manier om bezig te zijn met compassie.”
“We zijn immers in onze taal, met onze woorden, met onze wijze van uitdrukken, vaak heel dwingend, heel confronterend en sturend naar elkaar. Ik denk dat Geweldloze Communicatie ons kan helpen om daarin een weg naar de mildheid van compassie te vinden. Dat is voor mij een voortdurende oefening waar ik me graag mee bezighoud!”
“Verder zoek ik in mijn huidige schrijfproject – ik werk momenteel aan zelfhulp-werkschriften over schaamte en schuld na seksueel misbruik – altijd naar een mild en ruimtegevend perspectief. Voor veel slachtoffers gaat het dan in de eerste plaats om het leren compassie te hebben voor jezelf.”
Beste Marjoleine, hartelijk dank voor dit interview!